Bij een complex vervoersknooppunt als het Centraal Station van Amsterdam is goede bewegwijzering om de stroom van reizigers efficiënt door het gebouw te loodsen, onontbeerlijk. Snel duidelijk en meteen herkenbaar.
Paul laat ons zien wat dat betekent voor vormgeving, maar ook hoe de verschillende gebruikers invloed hebben. Bij de IJpassage wijst Paul op het bord met pictogrammen boven de ingang en legt uit: de volgorde van de pictogrammen ligt vast. Bovenaan staat de perronsverwijzing, daarna altijd de vervoersmiddelen, daaronder de voorzieningen en tot slot het uitgangsymbool. Meteen valt de aanduiding van de metro op. Paul vertelt dat de verschillende gebruikers van het station ook hun eigen vormgeving meebrengen. De gekleurde metrolijnenaanduiding is daar een voorbeeld van, een concessie aan de strakke NS-vormgeving.
Herkenbaar Hollands
Toch zitten daar ook frivole trekjes in. Wie goed kijkt, ziet dat er een omgevouwen hoekje, een ezelsoor aan elk ns-pictogram zit. Paul: “Als je vanuit het buitenland op een Nederlands station aankomt, herken je dat meteen: Ik ben op Hollandse bodem.” Bij de pictogrammen is gekozen om een verklaring in het Nederlands te zetten, en niet zoals op Schiphol in het Engels. “Dat is een uitkomst van de besprekingen met de gebruikers. Je moet keuzes maken. Als je in Nederland bent, kan je toch wel even leren wat dat betekent. “ Dat blijkt ook als we afdalen naar de metro. Daar staat de uitgangverwijzing bovenaan, zoals gebruikelijk bij de metrolijnen, en niet onderaan zoals in de rest van het station. De groene nooduitgangsbordjes zijn zoveel mogelijk opgenomen borden en alleen als het niet anders kan apart.
Tijdens de rondleiding krijgen we ook een primeur: de verbouwing van het station en stationsplein gaan de laatste fase in en we krijgen van Paul’s collega Annemarie van den Bos een impressie te zien van de nieuwe vormgeving van de hal met daarbij weer de herkenbare rode stenen muren met grote lichtelementen en de nieuwe grote informatie elementen op het stationsplein. De aanblik nu met overal houten schotten, bouwwerkzaamheden en wisselende wandelroutes, doet ons verlangen naar de strakke vormgeving en het overzichtelijke stationsplein.
Als we op weg naar de pont langs de toiletten komen, wijst Paul ons op het grote bord. De bekende man/vrouw pictogrammen zijn hier vervangen door twee grote letters WC. Maatschappelijke discussies hebben ook zo hun invloed.
De lezing van visueel ontwerper Paul Mijksenaar over wayfinding volgde na de rondleiding op Amsterdam CS. Zijn bijdrage completeerde een veelzijdige avond die door de aanwezige communicatieprofessionals en grafisch ontwerpers bijzonder werd gewaardeerd, zoals bleek uit de geanimeerde gesprekken en reacties.
Mijksenaar wijst ons onbewust op veel plekken de weg, zo blijkt alras uit zijn verhaal. “Al zet de overheid bij het opstellen van nieuwe bewegwijzeringsplannen nog vol in op ‘de iconische paddenstoel”, zegt hij.De eerste paddenstoel is in Laren geplaatst. Ter ere van het 100-jarig bestaan heeft de ANWB een replica geplaatst op de plek waar de oerpaddenstoel stond. Maar deze anekdote terzijde…
Mijksenaar stelt dat elke hindernis in het realiseren van een mobiliteitsswitch er één teveel is: “Een bijeffect van wayfinding is dat het bijdraagt aan commerciële activiteiten in een ov-omgeving. Want als je als reiziger vertrouwen hebt in de route naar je bestemming, dan heb je tijd om relaxed te shoppen!”
Mijksenaar als ’wayfinding expert’ is het meest bekend van de bewegwijzering op Schiphol en andere grote luchthavens als JFK, LaGuardia en Newark in New York. In 2004 adviseerde zijn bureau Steven Spielberg voor het decor van de film The Terminal. Naast luchthavens voeren ze de wayfinding op tal van andere plekken uit, onder andere voor trein- en metrostations, ziekenhuizen, sportstadions, musea, kantoren, winkelcentra en bedrijven als Ikea. “We doen eigenlijk alle gebouwen en openbare ruimten waar mensen kunnen verdwalen. Alles wat oponthoud veroorzaakt, wekt irritatie bij de bezoekers,” vertelt hij.
Wayfinding is letterlijk ‘het vinden van de weg’. “Alle stappen vragen informatie, die bij voorkeur op elkaar aansluit in inhoud en vorm. Deze informatie is online en via bordjes te vinden, maar wordt ook (intuïtief) gedestilleerd uit inrichting, landmarks, architectuur en vormgeving. Daarbij spelen overigens kennis, cultuur, menselijk gedrag, gewoontes en verwachtingspatronen een rol. Een goed ontwerp houdt daar rekening mee en is begrijpelijk voor zoveel mogelijk reizigers. Om dat te kunnen realiseren, moet je de reiziger goed kennen. Er gaat dan ook een grondige analyse aan vooraf”, verklaart Mijksenaar.
Wayfinding gaat over mensen en de manier waarop zij met informatie omgaan. “Reizigers zijn vaak te ontspannen of juist te gestrest om goed informatie op te nemen. Een deel van de mensen is bovendien niet gewend met tekst, taal en zelfs beeld om te gaan. En het informatieaanbod op stations wordt steeds complexer, wat het herkennen en verwerken van informatie voor reizigers lastig maakt. Daar moet je iets mee. Nog duidelijker – en simpeler – communiceren bijvoorbeeld, en goed kijken naar het juiste moment. Door de route van de reiziger te kennen, kun je middelen ordenen binnen deze aandachtspunten en de reiziger bieden wat hij nodig heeft om zijn weg te kunnen vinden. Aan de hand daarvan wordt bepaald welke middelen waar komen om reizigers te helpen beter hun weg te vinden” aldus Mijksenaar.